“Onze grote bouwlocatie van circa 6.000 woningen in Delft ligt aan de Kruithuisweg (N470) en dus dicht bij een afslag van de N470. Het vrachtverkeer kan direct van de weg de bouwlocatie op rijden en dan heeft een bouwhub niet zoveel zin. Voor het bouwen in de binnenstad, waar de ruimte heel schaars is, dan is een bouwhub wel heel handig. Maar heeft Delft wel voldoende projecten om een bouwhub te kunnen vullen? We zien dat de grote steden als Den Haag en Rotterdam wel de schaal, de massa en de schaarste hebben, zodat een bouwhub kan werken. Maar kleinere steden zoals Delft hebben die schaal niet en zullen moeten meeliften.”
Bouwhub: meeliften voor je binnenstadlocatie waar ruimte echt schaars is en het financieel zin heeft.
Jan maakt onderscheid in locaties:
- Moeilijke locaties: kan niet op klassieke manier, maatregelen voorschrijven zodat we op bouwhub uitkomen;
- Locaties waar het efficiënter is en meerwaarde heeft om elders te verzamelen en door te bundelen kleinere eenheden naar de bouwplaat in de stad te brengen;
- Locaties waar het niet uit maakt of je het wel via bouwhub doet.
- Locaties waar het efficiënter is om het op de locatie zelf te regelen.
Jan: “De meeste grote verstedelijkingslocaties hebben best veel bouwruimte. Als je 5.000 woningen gaat bouwen, betekent dat er ook veel ruimte is. Pas bij de bouw van de laatste woningen wordt de ruimte schaars. Bij kleinere bouwprojecten is het snel al krap.
“Als gemeente kijken we vooral naar zaken zoals verkeersafwikkeling, veiligheid en hinder, duurzaamheid en communicatie. We kunnen niet bepalen hoe de woningen worden gebouwd, dat laten we over aan de bouwers en de projectontwikkelaars. Om de secundaire doelstelling te bewerkstelligen, kunnen we wel voorwaarden bij de gebiedsontwikkelingen voorschrijven zoals milieueisen, demontabel en circulaire bouwen enz. De bouwer zal uiteindelijk zijn eigen conclusies trekken.“
“Belangrijk is dat in de regio de grote spelers een bouwhub starten, dat maakt het gemakkelijke voor de kleine projecten om erbij aan te sluiten. Je zou kunnen beredeneren dat een grote bouwlocatie als Schieoevers zelf als bouwhub kan dienen voor de rest. Zoiets komt van de grond zodra de voordelen duidelijk zijn voor zowel stad en als bouwer(s). Je kan maatregelen niet moet pushen, maar je stuurt wel op de effecten die je voor ogen hebt. Zo zullen de meeste gemeentes erin staan.”
“Als gemeente zijn de juridische kanten van concurrentie en aanbesteding best wel ingewikkeld en daar gaat de energie in zitten. Uiteindelijk is het aan de bouwer om het te regelen. Je kan bijvoorbeeld wel vragen om hun bouwplaats of hub open te stellen voor derden,” is Jan van mening. “De eventuele extra kosten betaalt de gemeente zelf omdat het meerwaarde heeft. Zeker als het voor andere bouwers efficiënter is en enorme besparing geeft. “En soms spelen de meerkosten van een bouwhub geen rol, vervolgt Jan, “als er midden in de historische binnenstad gebouwd moet worden, kunnen we niet anders.”
“En dan moet je samen met de buurgemeentes moet je kijken wat de bouwopgave in de regio is om eventueel samen te bepalen of en waar een bouwhub handig is. Vervolgens moet je kijken wie is de eigenaar van de grond voor zijn of haar medewerking en gesprekken voeren met de bouwers. Wordt het eigendom van een bouwerbedrijf of wordt het een onafhankelijk platform waar iedereen gebruik van kan maken? Dit zijn voor een deel dezelfde gesprekken die we voeren bij de stedelijke distributie. Daar weten we van dat er veel organisatorische vragen zijn waar goed van tevoren over na gedacht moet worden.”
“Hoe je het in de markt probeert te zetten, daar kunnen we nog veel van leren. Mijn ervaring is dat als je begint met een maatregel in te stellen het veel moeilijker is om iets voor elkaar te krijgen. Het is effectiever om het gesprek te beginnen met welke doelen je samen wilt bereiken. Is eenmaal goed scherp wat de doelen zijn, dan volgen de maatregelen vanzelf. Je ziet heel veel initiatieven en innovaties ontstaan en toch kost het moeite om het voor elkaar te krijgen. Misschien moeten wij ook middelen inzetten om het van de grond te krijgen, bijvoorbeeld startkapitaal aan bieden. Zo geven we duidelijkheid en dan volgen de marktpartijen vanzelf. Wel achteraf evalueren of het eenmalig was of het een vervolg krijgt. “Kijk wat er is gebeurd bij de woningbouwimpuls,” geeft Jan als voorbeeld, “alle gemeentes hadden tekorten, maar het ministerie van Binennlandse Zaken heeft gedurende vier jaar geld vrijgemaakt zodat iedereen toch projecten kon ontwikkelen. Dat was net het zetje wat nodig was.”